Handelingskader CO en de gecertificeerde installateur

Handreiking gemeenten meldingen koolmonoxide door installateurs

Op 1 oktober 2020 is het wettelijk stelsel ‘certificering werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties’ (CO-stelsel) in werking getreden. Deze wet wordt in de volksmond ook wel de 'Gasketelwet' genoemd. Dit stelsel volgt op aanbevelingen van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OvV) en is uitgewerkt in de bouwregelgeving. Op grond van dit wettelijk stelsel mogen vanaf 1 april 2023 alleen nog daarvoor gecertificeerde bedrijven werkzaamheden uitvoeren aan gasverbrandingsinstallaties, zoals cv-ketels, geisers, gashaarden,  -kachels en rookgasafvoeren.

Melding bijna-ongeval bij gemeenten

Wettelijk zijn deze installatiebedrijven (op grond van artikel 6.46 Besluit bouwwerken leefomgeving) verplicht melding bij de gemeente te doen, wanneer in een ruimte waar zich mensen kunnen bevinden een koolmonoxidewaarde wordt gemeten die hoger is dan 20ppm (melding bijna-ongeval). Bij een waarde van meer dan 20 ppm kan er sprake zijn van een gevaarlijke situatie voor bewoners en gebruikers van een gebouw en kan er voor de gemeente reden zijn om handhavend op te treden.

Door de sector (Techniek Nederland) is een applicatie ontwikkeld waarmee installateurs deze meldingen aan de gemeente kunnen doorgeven. Deze meldingen komen binnen op het algemene e-mailadres van de gemeente waar de te hoge koolmonoxidewaarde is gemeten. (Aangezien de gemeente niet 24/7 bereikbaar is dient bij acuut gevaar altijd het alarmnummer te worden gebeld.)

Indien een gemeente meldingen voor onveilige situaties op een ander emailadres dan het algemene emailadres van de gemeete willen ontvangen, kunt u dit verzoek doorgeven aan Techniek Nederland: info@TechniekNederland.nl Zij zorgen dan dat het juiste emailadres in de applicatie wordt opgenomen.

Deze handreiking biedt een beknopt handelingsperspectief voor gemeenten bij meldingen van bijna-ongevallen door installateurs. 

Wanneer en hoe te handelen door gemeenten na melding bijna-ongeval door installateur

Er is onderscheid gemaakt tussen te hoge concentraties CO waarbij de installateur het risico op een incident (veiligheid en gezondheid) heeft weggenomen en te hoge concentraties waarbij het risico op een incident niet is weggenomen. Bij de tweede genoemde situatie kan er aanleiding zijn voor de afdeling bouw- en woningtoezicht van de betreffende gemeente om handhavend op te treden.

CO waarde > 20ppm, risico op incident door de installateur weggenomen

De gemeente maakt aantekening van de melding in haar eigen registratiesysteem. Daarbij noteert de gemeente het adres, de door de installateur gemeten CO-waarde en geeft de gemeente aan dat het risico op koolmonoxidevergiftiging door de installateur is weggenomen.

CO waarde > 20ppm, risico op incident door de installateur niet weggenomen

Gemeten waarde CO

Effect blootstelling CO

Actie gemeente

90ppm

Lichte hoofdpijn

>20 – 400 ppm:

  • Overleg met BWT of handhaving nodig is
  • Indien bron onbekend, onderzoek naar de bron

150 ppm

Lichte hoofdpijn

200 ppm

Lichte hoofdpijn, vermoeidheid, misselijkheid na 2-3 uur.

400 ppm

Frontale hoofdpijn binnen 1-2 uur levensbedreigend na 3 uur.

> 400 ppm:

  • Inschakelen brandweer en BWT
  • Pand ontruimen
  • Onderzoek naar de bron

800 ppm

Duizeligheid, misselijkheid en stuiptrekkingen binnen 45 minuten bewusteloos binnen 2 uur. Overlijden na 2-3

1600 ppm

Hoofdpijn, duizeligheid en misselijk binnen 20 minuten. Overlijden binnen 1 uur.

3200 ppm

Hoofdpijn, duizeligheid en misselijk binnen 5-10 minuten. Overlijden binnen 25-30 minuten

6400 ppm

Hoofdpijn, duizeligheid en misselijk binnen 1-2 minuten. Overlijden binnen 10-15 minuten.

12.800 ppm

Overlijden binnen 1-3 minuten.

 

Handhaving door het gemeentelijk bouw- en woningtoezicht

De gemeente ziet op basis van de Omgevingswet toe op de gezondheid en veiligheid van bewoners. De Omgevingswet is nader uitgewerkt in het Besluit bouwwerken leefomgeving en de Regeling Omgevingswet. 
Als er gezondheidsrisico’s ontstaan door ernstige gebreken aan installaties en bijvoorbeeld de eigenaar van een gebouw weigert om de gebreken te verhelpen, dan kan de huurder of de GGD de afdeling bouw- en woningtoezicht van de gemeente inschakelen. Maar ook kan er een situatie zijn waarbij de eigenaar in een appartementencomplex weigert om de gebreken te verhelpen waardoor de Vereniging van eigenaren de gemeente inschakelt. De gemeente neemt dan contact op met de eigenaar, onderzoekt de ernst van de gebreken en stelt een termijn vast waarin het gebrek verholpen moet zijn. Als de eigenaar niet reageert, kan de gemeente een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom opleggen. Dat wil zeggen dat binnen een bepaalde periode de situatie aan het Bouwbesluit moet voldoen, anders neemt de gemeente op kosten van de overtreder maatregelen of moet de overtreder de opgelegde dwangsom betalen.

De gemeente heeft op basis van de Algemene Wet Bestuursrecht de bevoegdheid om een verbrandingstoestel dat te veel koolmonoxide uitstoot uit te schakelen of om te verbieden dat het wordt gebruikt. Het verbod om een niet goed functionerend verbrandingstoestel te gebruiken, kan op verschillende manieren worden geëffectueerd:

  • Bouw- en Woningtoezicht gelast de gebruikers van het toestel om het niet meer te gebruiken en schakelt het toestel uit. Dit wordt achteraf met een handhavingsbesluit schriftelijk bevestigd.
  • Bouw- en Woningtoezicht laat het toestel onklaar maken of verwijderen door een installateur. Dit gebeurt alleen als de ambtenaar vermoedt dat bewoners het toestel toch gaan gebruiken, ondanks een opgelegd verbod.

Het verbod om het verbrandingstoestel te gebruiken wordt pas opgeheven als het toestel is hersteld. Het gemeentelijk bouw- en woningtoezicht is hiervoor verantwoordelijk en verricht eventueel een controlemeting. Een bewijs van controle of reparatie van een gecertificeerd installatiebedrijf is meestal toereikend om het verbod op te heffen.

Handhaving werkzaamheden door niet-gecertificeerde installatiebedrijven

De gemeente is het bevoegd gezag voor het naleven van de vereisten in de bouwregelgeving. Dit betekent dat de gemeenten vanaf 1 april 2023 handhavend kunnen optreden tegen niet-gecertificeerde installatiebedrijven, die -ondanks de verbodsbepaling- werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties uitvoeren. De verbodsbepaling geldt ook voor consumenten en andere opdrachtgevers. Gemeenten kunnen vanaf 1 april 2023 ook tegen hen handhavend optreden wanneer zij voor werkzaamheden aan hun gasverbrandingsinstallatie opdracht verstrekken aan een niet-gecertificeerd bedrijf.

Naast het gecertificeerd moeten zijn van het installatiebedrijf moet de monteur die aan een cv-ketel, geiser, gashaard of -kachel werkt beschikken over een persoonsgebonden bewijs van VakmanschapCO (of een geldig ‘Certificaat Module Gas’) en legitimatie.

 

ettelijke aansturing meldingsplicht Artikel 6.46 Bbl

Informatie over dit onderwerp op Rijksoverheid:www.rijksoverheid.nl/koolmonoxide

Informatie over dit onderwerp op www.co-wijzer.nl

Informatie over Koolmonoxide van BrandweerNL:  https://www.brandweer.nl/onderwerpen/koolmonoxide/

 

Verbod op uitvoering van werkzaamheden aan verbrandingstoestellen door particulieren en niet gecertificeerde installateurs

1 april 2023 is ook de datum waarop ook artikel 1.35 van het Bouwbesluit 2012 is gaan gelden, die per 1 januari 2024 is overgegaan naar artikel 6.45 Besluit bouwwerken leefomgeving. Dit artikel in het Bbl regelt dat uitsluitend gecertificeerde installateurs nog mogen werken aan gasverbrandingsinstallaties, zoals cv-ketels, geisers, gashaarden of -kachels en de bijbehorende voorzieningen voor rookgasafvoer en verbrandingsluchttoevoer.

Het is dan ook belangrijk om als opdrachtgever na te vragen of de betreffende installateur is gecertificeerd en of hij of zij dit kan aantonen. De monteur de werkzaamheden uitvoert toont daarmee aan vakbekwaam te zijn, en de betreffende werkzaamheden deskundig en veilg te kunnen uitvoeren.  Aangezien het lokaal bevoegd gezag (de gemeente) de taak heeft ook toezicht te houden met betrekking tot het al dan niet beschikken over een certificaat en de rol heeft handhavend op te treden bij overtreding, vraagt dit onderwerp aandacht in het gemeentelijk handhavingsbeleid. Meldingen van overtredingen kunnen komen van opdrachtgevers maar ook van andere intallateurs die bijvoorbeeld zien dat er in strijd wordt gehandeld door niet gecertificeerde installateurs.Hierbij moet het betreffende bedrijf beschikken over een geldig certificaat volgens de BRL 6000-25, de BRL K25000 of het CBS NHK.

Actuele tekst Besluit bouwwerken leefomgeving (Geldig per 1 jan 2024)

§ 6.5.5 Gasverbrandingsinstallaties 

Artikel 6.44 (definitie certificaathouder) 

In deze paragraaf wordt verstaan onder certificaathouder:

natuurlijke persoon of rechtspersoon met een certificaat als bedoeld in artikel 3.35, onder a, van het Besluit kwaliteit leefomgeving voor een op grond van artikel 3.37, eerste lid, van dat besluit afgegeven certificatieschema door een op grond van artikel 3.36, eerste lid, van dat besluit aangewezen certificatie-instelling.

Artikel 6.45 (werkzaamheden aan verbrandingstoestellen, verbrandingsluchttoevoervoorzieningen en rookgasafvoervoorzieningen) 

 

1.

 

Aan de regels in dit artikel wordt voldaan door degene die de werkzaamheden uitvoert en degene die de werkzaamheden laat uitvoeren.

 

2.

 

De volgende werkzaamheden aan een gebouwgebonden gasverbrandingstoestel en bijbehorende voorzieningen voor de toevoer van verbrandingslucht en de afvoer van rookgas worden verricht door een certificaathouder:

  • a.

     

    het installeren van gasverbrandingstoestellen, verbrandingsluchttoevoervoorzieningen of rookgasafvoervoorzieningen;

  • b.

     

    het repareren van gasverbrandingstoestellen, verbrandingsluchttoevoervoorzieningen of rookgasafvoervoorzieningen;

  • c.

     

    het onderhouden van gasverbrandingstoestellen, verbrandingsluchttoevoervoorzieningen of rookgasafvoervoorzieningen; en

  • d.

     

    het in bedrijf stellen en vrijgeven voor gebruik van een gasverbrandingstoestel na werkzaamheden als bedoeld onder a tot en met c.

 

3.

 

Het tweede lid is niet van toepassing op:

  • a.

     

    stookinstallaties als bedoeld in artikel 6.38;

  • b.

     

    werkzaamheden die worden verricht voor het verkrijgen van een certificaat als bedoeld in artikel 3.35, onder a, van het Besluit kwaliteit leefomgeving of een accreditatie als bedoeld in artikel 3.36, tweede lid, onder a, van dat besluit.

 

4.

 

Het tweede lid is niet van toepassing op werkzaamheden die worden verricht met een certificaat dat is afgegeven door een certificatie-instelling waarvan de aanwijzing is ingetrokken, gedurende zes maanden na de intrekking of, als het certificaat op het moment van intrekking een kortere geldigheidsduur heeft dan zes maanden, gedurende die geldigheidsduur.

Artikel 6.46 (signalering (bijna-)ongevallen) 

Als een certificaathouder bij het verrichten van zijn werkzaamheden constateert dat een gasverbrandingsinstallatie een hogere concentratie koolmonoxide produceert dan een bij artikel 5.52 Omgevingsregeling vastgestelde concentratie en dat deze vrijkomt in een ruimte waarin zich personen kunnen bevinden, stelt hij onverwijld de bewoner of gebruiker en eigenaar van het gebouw, het bevoegd gezag en de certificatie-instelling hiervan op de hoogte.

Artikel 6.47 (beeldmerk) 

 

1.

 

Een certificaathouder voert een bij ministeriële regeling vastgesteld beeldmerk.

 

2.

 

Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld over het gebruik van het beeldmerk.

Artikel 6.48 (overgangsrecht: werkzaamheden aan verbrandingstoestellen, verbrandingsluchttoevoervoorzieningen en rookgasafvoervoorzieningen) 

Artikel 6.45 is niet van toepassing op werkzaamheden die aangevangen zijn voor het tijdstip waarop artikel II van het Besluit van 14 september 2020 houdende wijziging van het Bouwbesluit 2012, het Besluit bouwwerken leefomgeving, het Besluit kwaliteit leefomgeving en het Omgevingsbesluit in verband met de introductie van een stelsel van certificering voor werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties in werking is getreden.

Artikel 5.52 Omgevingsregeling (concentratie (bijna-)ongevallen)
De concentratie koolmonoxide, bedoeld in artikel 6.46 van het Besluit bouwwerken leefomgeving, bedraagt 20 ppm.

Nota van toelichting op artikel 6.46 Bbl

ls een installateur bij het uitvoeren van werkzaamheden constateert dat uit de gasverbrandingsinstallatie een bepaalde concentratie koolmonoxide vrijkomt in een ruimte waar zich mensen in kunnen bevinden, zal hij dit moeten melden bij het bevoegd gezag en de bewoner of gebruiker en de eigenaar van het gebouw. Bij welke concentratie deze meldplicht geldt is vastgesteld in artikel 5.52 Omgevingsregeling. De installateur kan de herstel- of reparatiewerkzaamheden uitvoeren en indien de installatie is gecontroleerd volgens het protocol en veilig is bevonden door hem, kan de installatie daarna weer in bedrijf worden gesteld. De installateur dient vervolgens wel melding te maken van een (bijna-)ongeval bij de CBI en aan te geven welke tekortkomingen zijn geconstateerd die hebben geleid tot het (bijna-)ongeval.

De melding van de installateur wordt door de CBI vermeld in het jaarlijkse verslag aan de Minister van BZK. In lijn met het advies van de OvV kan hiermee een landelijke registratie en analyse van calamiteiten worden opgezet. De resultaten hiervan kunnen worden gebruikt bij eventuele aanpassing van het wettelijke kader en kan nuttige aanwijzingen opleveren voor de (bij)scholing van installateurs door de sector.

Nieuws